Uitgangspunten:
- De werkelijkheid bestaat niet;
- De werkelijkheid is een sociaal construct, een product van handelen van mensen en richtinggevend voor het handelen van mensen;
- Mens is object en subject in eigen werkelijkheidscreatie;
- Organisaties zijn complex-dynamische systemen, waarin alles met alles samenhangt (holistisch uitgangspunt);
- In een systeem is sprake van veel ‘delen’ (complex) die verbonden zijn door processen en interactie (dynamisch);
- Actie van één onderdeel heeft effect op het geheel;
- Een onderdeel van het systeem laat zich slechts doorgronden als je het geheel beschouwt, hierbij zijn niet ‘feiten’ of ‘gebeurtenissen’ belangrijk, maar processen en interactie;
- Oorzaak en gevolg zijn niet-lineair met elkaar verbonden en liggen vaak ver uit elkaar;
- Kleinste onderdelen binnen organisaties zijn mensen;
- Bepalend voor het systeem zijn interacties tussen mensen, maar de mens is complex: kent heden, verleden en toekomst, is in staat tot metadenken, kent emoties en bewustzijn/zelf, handelt is niet objectief, maar wordt bepaald door het beeld dat men gecreëerd heeft van de werkelijkheid;
- Constructen komen in sociaal-dynamische systemen tot stand door betekenisgeving.
How can I know what I think untill I see what I say or do?
Organisaties bepalen gezamenlijk de hoeveelheid onzekerheid die getolereerd wordt binnen de gezamenlijke werkelijkheid. Een deel van de werkelijkheid (kern van betekenissen) wordt door iedereen gedeeld.
Bron: Weick, K. (1969). The Social Psychology of Organizing. New York: McGraw-Hill.