- Het causaliteitsprincipe: hier gaat het om het kostenveroorzakingsbeginsel. Bepalend hierbij is het oorzaak-gevolg-effect, er wordt gezocht naar die variabelen die er de oorzaak van zijn dat productiemiddelen worden gebruikt of verbruikt.
- Het principe van de ontvangen voordelen: gaat uit van de veronderstelling dat de kostenallocatie dient te geschieden in overeenstemming met de voordelen die zijn behaald.
- Het principe van de billijkheid: hier gaat het er om te bekijken of de kostenallocatie redelijk of billijk is in de ogen van de betrokken partijen.
- Het principe van de draagkracht: rechtvaardigt een kostenallocatie in de verhouding tot het vermogen om de kosten te dragen.
Van deze vier principes is het causaliteitsprincipe superieur, vooral wanneer de kostenallocatie (en dus ook de kostprijsberekening) plaats vindt ten behoeve van economische besluitvorming en/of motivering van het management.
Traditionele methoden van kostprijsberekening
- Delingscalculatie: bij de delingscalculatie wordt de kostprijs van een eenheid product afgeleid door de totale productiekosten per periode te delen door het aantal in die periode voortgebrachte eenheden product. Dit is een primitieve vorm van kostprijsberekening, een iets minder primitieve variant: kostprijs = ( variabele kosten / werkelijke bezetting ) + ( constante kosten / normale bezetting ).
Voordelen: eenvoud, leidt tot begrijpelijke kostprijs.
Nadelen: de methode leidt niet tot kostenbesef, omdat zonder normen/standaarden wordt gewerkt en alle kosten op één hoop worden gegooid, leidt tot een retrospectieve grootheid in plaats van een sturingsgrootheid, geeft geen inzicht in de bedrijfsefficiëntie en gaat uit van lineaire relaties, zeker ten aanzien van de variabele kosten. - Toeslagcalculatie: bij de toeslagcalculatie (ook wel opslagcalculatie) wordt een onderscheid gemaakt naar directe kosten (de kosten die rechtstreeks aan een calculatieobject kunnen worden toegerekend) en indirecte kosten (de kosten waarbij dit niet rechtstreeks mogelijk is). In het kader van de kostprijscalculatie worden de indirecte kosten toegedeeld aan de producten naar de mate waarin zij directe kosten veroorzaken. De indirecte kosten worden in de vorm van een toeslag op de directe kosten in de kostprijs verwerkt.
Voordelen: eenvoud, kan verder verfijnd worden door analyse naar correlaties.
Nadelen: er wordt in beginsel uitgegaan van een vaste verhouding tussen directe en indirecte kosten, kostenveroorzaken factoren in processen zijn complexer dan in de methode weerspiegelt wordt, geen productspeficiteit en een toenemende foutenkans in de calculatie, met name wanneer het aandeel indirecte kosten groter is dan het aandeel directe kosten. - Kostenplaatsmethode: de kostenplaatsmethode (ook wel productiecentramethode genoemd) is binnen de klassieke kostprijsberekeningsmethoden de meest geavanceerde. Belangrijk onderscheid is het verschil tussen directe en indirecte kosten. Bij de toeslagcalculatie (zie punt 2.) worden deze rechtstreeks verbijzonderd naar de uiteindelijke kostendragers. Bij de kostenplaatsmethode worden de indirecte kosten niet rechtstreeks naar de kostendragers toegerekend, maar eerst (als tussenstap) naar de kostenplaatsen (productiecentra). Het kenmerk van de indirecte kosten ligt in het feit dat ze niet onmiddelijk voor een bepaald product worden gemaakt, maar wezenlijk worden gemaakt voor het beschikken over een prestatie die nodig is voor het productieproces. Binnen deze methode bestaan de begrippen kostenplaats, kostendrager en kostensoort. Onder de eerste wordt een onderdeel van de onderneming verstaan dat ten behoeve van het productieproces een bepaald soort prestatie levert. Het tweede begrip, kostendrager, is het product of de productgroep. De laatste, kostensoort, is de indeling van verschillende soorten kosten. Het grondmodel voor deze methode is het toerekenen van directe kosten naar de mate van gebruik door de kostendragers, en het toerekenen van indirecte kosten naar kostenplaatsen. Doorbelasting vindt plaats aan de hand van een aantal stappen, ten eerste worden alle indirecte kosten van een soort doorbelast aan kostenplaatsen waartoe deze soort behoort. De tweede stap is de doorbelasting van de totale kosten van alle hulpkostenplaatsen aan de overige kostenplaatsen. Het is nu mogelijk het tarief van de hoofdkostenplaats per geleverde prestatie te berekenen. De laatste stap is de doorbelasting van hoofdkostenplaatsen aan de kostendragers. Deling van de totale kosten per kostendrager door het aantal voortgebrachte producten resulteert in de kostprijs per eenheid product.
Voordelen: nauwkeurigheid, met name bij een groot aantal kostenplaatsen, geschikt als middel om de efficiëntie te bewaken.
Nadelen: bewerkelijkheid (het bepalen van de kostprijs heeft zelf ook een kostprijs)
Activity-Based Costing
Activity-Based Costing gaat uit van de gedachte dat kosten worden veroorzaakt door de activiteiten die ten behoeve van de productie moeten worden uitgevoerd. Voor wat betreft de toerekening van directe kosten bestaan tussen de kostenplaatsmethode en het Activity-Based Costing-systeem geen verschillen. De verbijzondering van de indirecte kosten vindt bij beide methodieken plaats in twee stappen, de belangrijkste verschillen zijn de volgende.
- De kostenplaatsmethode alloceert de indirecte kosten naar kostenplaatsen en vervolgens naar producten. Activity-Based Costing daarentegen identificeert de kosten van de indirecte en ondersteunende middelen naar activiteiten en gebruikt vervolgens (activiteiten-)kostendrijvers om de kosten van de activiteiten te traceren naar calculatie-objecten (producten, klanten, regio's, distributiekanalen etc.).
- De kostenplaatsmethode hanteert voor de verbijzondering van de indirecte kosten verdeelsleutels, die zijn gebaseerd op met het productievolume rechtevenredige verdeelsleutels. Activity-Based Costing daarentegen maakt gebruik van kostendrijvers.
- Activity-Based Costing onderkent betreffende de ondersteunende activiteiten, in tegenstelling tot de kostenplaatsmethode, een activiteitenhiërarchie: eenheid-niveau activiteiten, serie-niveau activiteiten, product-ondersteuningsactiviteiten en faciliteiten-ondersteuningsactiviteiten.
- De kostenplaatsmethode is in principe functioneel georiënteerd, Activity-Based Costing is procesgeoriënteerd.
- De kostenstructuur van Activity-Based Costing is in beginsel genuanceerder en gedetailleerder dan die van de kostenplaatsmethode. Daarom levert Activity-Based Costing betere informatie ten behoeve van plannings-, besluitvormings- en beheersingsvraagstukken dan de kostenplaatsmethode.
Functies van de kostprijs
Traditionele functies: verkoopprijsbepaling, vaststelling van de ruilwinst, waarderingsgrondslag voor voorraden, bewaking en beoordeling efficiëntie en hulpmiddel bij beleidsbeslissingen.
Additionele functies: het bepalen/bewaken van de prijsstrategie, het bepalen/bewaken van de productstrategie (productgroepen, klantengroepen, regio's e.d.), het bepalen/bewaken van de differentiatiestrategie (assortimentsbreedte, -diepte) en sturing van productontwikkeling/procesverbetering. De gedachtengang hierbij is dat ondernemingen snel dienen te kunnen reageren op veranderingen en dat goede informatie (waaronder kostprijzen van producten) daarbij onmisbaar is.
Bron: Dekker, H.C. (1998). Kostprijsberekening. (In: With, E. de & Traas L. (1998). Handboek Management Accounting. Deventer: Kluwer Financieel Management.).