Carl Gustav Jung

Biografie
Jung was de zoon van een dominee. Hij volgde in Bazel het gymnasium en studeerde er vanaf 1895 medicijnen. In 1902 promoveerde hij op een studie over zijn achternicht Hélène Preiswerk, die zich presenteerde als medium, maar later door medestudenten van Jung op bedrog werd betrapt. Hij trad in 1903 in het huwelijk met Emma Rauschenbach (1882-1955). Ze kregen samen vijf kinderen. Vanaf 1900 werkte Jung als psychiater in de Burghölzli-kliniek bij Zürich, die onder directie stond van Eugen Bleuler. Hier hield hij zich onder ander bezig met de psychologische kant van dementia praecox (later schizofrenie genoemd) en ontwikkelde hij met zijn collega Franz Riklin een aantal associatietesten. In 1909 nam hij om verschillende redenen ontslag. Hij ergerde zich bijvoorbeeld aan de antifreudiaanse houding van oud-directeur Auguste Forel, die nog als adviseur werkzaam was, en het feit dat Bleuler hier niet tegenin wilde gaan. Ook voelde hij zich gepasseerd toen Riklin enige jaren eerder op advies van Bleuler was aangesteld als directeur van een andere psychiatrische instelling. Verder wilde Jung zich meer toeleggen op zijn psychoanalytische visies en omdat hij rijk getrouwd was, kon hij als zelfstandig analyticus zijn patiënten als het ware uitzoeken zonder zich om de financiële kanten van zijn werk te bekommeren. Jung was een twintig jaar jongere tijdgenoot van Sigmund Freud, wiens werk hij op de voet volgde. Hij ontmoette Freud voor het eerst in 1906 en werkte enkele jaren nauw met hem samen. Freud zag Jung als zijn troonopvolger. Wegens verschil van inzicht over de psychoanalyse en persoonlijke conflicten braken ze in 1912 met elkaar. Jung verklaarde die stap in zijn kort daarvoor uitgekomen boek Wandlungen und Symbole der Libido en noemde zijn eigen methode voortaan analytische psychologie. Hij raakte in een grote persoonlijke crisis, waarvan hij rond 1918 weer herstelde. In 1933 werd Jung hoogleraar in het Zwitserse Zürich en vanaf 1944 werkte hij als zodanig aan de Universiteit van Bazel. Hij overleed op 85-jarige leeftijd.

Betekenis en opvattingen
Jung had grote invloed op het gebied van de dieptepsychologie, de analytische psychologie en de godsdienstpsychologie. In Jungs opvatting wordt het gedrag van de mens in belangrijke mate bepaald door een algemene 'levensdrang', waarvoor hij, en daarin verschilde hij sterk van inzicht met Freud, niet in de eerste plaats een seksuele oorsprong zag, maar een eerder religieuze (in de ruimste zin van het woord). Hij was van mening dat het wezen van de persoonlijkheid behalve door het persoonlijk bewustzijn ook, en grotendeels, gevormd wordt door wat hij het collectief onbewuste noemde, een a.h.w. epigenetisch overgeërfd deel van het onderbewustzijn, een psychisch gebied, dat volgens zijn leer in alle vertegenwoordigers van een ras of soort aanwezig is. Jung ontwikkelde, uitgaande van deze leer, de archetypen. Deze archetypen, begrippen zoals vuur, besef van kwaad of 'boze geest', held, godsvrucht, Grote Moeder, enzovoorts, zijn als het ware overgeleverde, functionele oerdrijfveren of 'ervaringsmodaliteiten' die de persoonlijkheid van de mens structureren. Zij drukken zich uit in beelden die veelvuldig te vinden zijn in onze dromen, maar evenzeer in sprookjes en mythen en vormen het ervaringsmateriaal van elke religie. Het centrale doel van Jungs psychologie is het individuatieproces of de zelfverwezenlijking. Naast het 'ik' onderkent Jung het 'zelf' dat een centrum is dat zowel het bewuste als het onbewuste omvat en dus in principe onbegrensd is (aangezien het onbewuste ook het collectieve onbewuste betekent). De realisatie van dit tweede centrum naast het 'ik' is een proces dat gekenmerkt wordt door de vereniging van tegenstellingen in de mens zelf: goed en kwaad, licht en schaduw, binnen en buiten. Jung is wellicht nog het meest bekend geworden door zijn typologie. In zijn boek Psychologische typen uit 1917 werkte hij vier basistypen van de menselijke persoonlijkheid uit. Hij stelde daarbij contrasterende functies tegenover elkaar: denken en voelen, perceptie (waarneming) en intuïtie. Eén daarvan is bij elk basistype dominant. Een bijkomende, belangrijke factor is of de psyche naar binnen (introvert) of naar buiten (extrovert) is gericht. Jungs systeem is hoogst ingewikkeld. Hij baseerde zijn leringen op zowel ervaringen in zijn klinische praktijk, als de mythologie en zijn kennis van het vergelijkend symbolisme. Zijn werk wordt, evenals dat van Freud, gekenmerkt door een groot aantal nieuwe concepten en principes.

Bron: wikipedia (zoeken: Carl Gustav Jung)